Brief aan de radeloze katholieken -Msgr. M. Lefebvre.doc

(527 KB) Pobierz
Brief aan de radeloze katholieken

Brief aan de radeloze katholieken

Msgr Lefebvre

 

 

Mgr. Marcel Lefebvre schreef dit boek in 1984. Op eenvoudige maar heldere wijze geeft hij uitleg en toont achtergronden bij de crisis die de katholieke Kerk van vandaag doormaakt. In zijn tijd had dit boek een profetisch karakter. Vandaag - nu we meer dan twintig jaar verder zijn - vinden wij daarin een analyse van de veranderingen in de Kerk, die ons de principes die
mgr Lefebvre
aan deze crisis ten gronde liggen doet begrijpen.

1. Waarom zijn de katholieken radeloos?
2. Men verandert Onze Godsdienst
3. Mis of Kermis?
4. De Mis van Altijd en de Mis naar Smaak van de Dag
5. Jullie zijn Passéïsten!
6. De nieuwe sacramenten
7. De Nieuwe Priesters
8. Van de Nederlandse Catechismus tot de 'Pierres Vivantes'
9. De Nieuwe Theologie
10. De Oecumene
11. De Godsdienstvrijheid
12. Kameraden en Broeders
13. Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap
14. Vaticanum II: het 1789 van de Kerk
15. De Vereniging van Kerk en Revolutie
16. Het Neomodernisme of 'Pierres Vivantes' in Puin
17. Wat is de Traditie?
18. Waarachtige Gehoorzaamheid
19. De Romeinse Sancties tegen Ecône
20. De zogeheten Mis van de H. Pius V, de Mis van Alle Tijden
21. Noch Ketters noch Schismatiek
22. De Gezinnen moeten zich verweren
23. Opbouwen - Niet Verwoesten.

 

 

1. Waarom zijn de katholieken radeloos?

Hoofdstuk I

Wie zou kunnen ontkennen, dat de katholieken van de twintigste eeuw, die nu ten einde loopt, radeloos zijn? Het is voldoende te constateren, dat dit fenomeen relatief nieuw is en pas de laatste twintig jaar van de kerkgeschiedenis omvat. Nog maar kort geleden was heel de weg nauwkeurig uitgestippeld. Men volgde hem of men volgde hem niet. Men geloofde, men had het geloof verloren of men had het nooit gehad. Maar wie geloofde, wie door het doopsel in de H. Kerk was opgenomen, op ongeveer elfjarige leeftijd de doopbeloften had hernieuwd en op de dag van zijn vormsel de Heilige Geest had ontvangen, die wist wat hij moest geloven en wat hij te doen had. Vandaag weten velen het niet meer. Men hoort in de Kerk zoveel verbazingwekkende opvattingen, men leest zoveel verklaringen, die datgene wat van oudsher werd geleerd tegenspreken, dat geleidelijk twijfel in de zielen is binnengeslopen. Op 30 juni 1968 sloot zijne heiligheid paus Paulus VI het Jaar van het Geloof af, en legde voor alle in Rome aanwezige bisschoppen en honderdduizenden gelovigen een katholieke geloofsbelijdenis af. In zijn inleiding waarschuwde hij iedereen voor de aanvallen die op de leer plaatsvonden, «want», zo zei hij, «daardoor zouden, zoals men dat vandaag helaas kan zien, in veel gelovige zielen verwarring en radeloosheid ontstaan». Deze woorden zijn ook in een toespraak van zijne heiligheid paus Johannes Paulus II op 6 februari 1981 terug te vinden:«Het grootste deel van de christenen van onze dagen voelt zich verloren, verward, radeloos, ja, zelfs bedrogen». De Heilige Vader vatte de oorzaken als volgt samen:«Overal worden ideeën in omloop gebracht die de geopenbaarde en altijd verkondigde waarheid tegenspreken. Op het gebied van dogma en moraal werden regelrechte ketterijen verbreid, die twijfel, verwarring en verzet deden ontstaan. Zelfs de liturgie werd geweld aangedaan. De christenen zijn in een intellectueel en moreel "relativisme" binnengestoten en worden verleid tot een vage, moralistische verlichtingsleer, tot een sociologisch Christendom zonder gedefinieerd dogma en zonder objectieve moraal».

Deze radeloosheid openbaart zich bij iedere gelegenheid, in gesprekken, geschriften, kranten, radio- en televisie-uitzendingen en in het gedrag van de katholieken, namelijk in een, zoals de statistieken documenteren, aanzienlijke afname van de godsdienstige praktijk, in een toenemende onverschilligheid ten opzichte van de Mis en de sacramenten en in een algemene verslapping van de zeden. Men moet zich dus afvragen hoe het tot een dergelijke stand van zaken kon komen. Want elk gevolg heeft een oorzaak. Is het geloof van de mensen verslapt omdat het hen ontbreekt aan edelmoedigheid van de ziel, omdat zij genotzuchtig zijn, omdat zij zich al te zeer voelen aangetrokken tot de genoegens van het leven en tot de veelvoudige verstrooiïngen die de moderne wereld biedt? Neen, dat zijn niet de ware redenen. Dat alles is er, op een of andere wijze, altijd geweest. De ware reden voor het snelle afnemen van de godsdienstige praktijk moet veeleer worden gezocht in de nieuwe geest die zich in de Kerk heeft ingenesteld en een lang verleden van kerkelijk leven, kerkelijke leer en kerkelijke levensbeginselen verdacht heeft gemaakt. Dat alles was verankerd in het onveranderlijke geloof van de Kerk, overgeleverd door catechismussen die door alle bisdommen waren erkend. Toen men dit schokte, zaaide men radeloosheid.

Een voorbeeld: de Kerk leerde - en de totale gemeenschap van gelovigen geloofde - dat de katholieke godsdienst de enige ware was. Inderdaad werd zij door God zelf gesticht, terwijl de andere godsdiensten het werk is van mensen. Bijgevolg moet de christen elke relatie met valse godsdiensten vermijden en anderzijds alles doen om hun aanhangers tot de godsdienst van Christus te voeren. Is dat nog altijd waar? Natuurlijk! De waarheid kan niet veranderen, anders zou zij nooit de waarheid zijn geweest. Geen enkel nieuw gegeven, geen enkele theologische of wetenschappelijke ontdekking (gesteld dat er theologische ontdekkingen zouden bestaan) zou er ooit iets aan kunnen veranderen, dat de katholieke godsdienst de enige weg tot het heil is.

Nu echter neemt de paus zelf deel aan religieuze ceremoniën van valse godsdiensten en bidt en preekt op cultusplaatsen van ketterse sekten. De televisie verbreidt de beelden van deze ontstellende contacten over de hele wereld. De gelovigen begrijpen er niets meer van.

Luther, ik zal later nog op hem terugkomen, heeft hele volkeren van de Kerk gescheiden en Europa geestelijk en politiek ten diepste geschokt, doordat hij de katholieke hiërarchie, het priesterschap vernietigde en een valse heilsleer en een valse leer van de sacramenten verzon. Zijn opstand tegen de Kerk zou tot voorbeeld worden voor alle latere revolutionairen die in Europa en in de hele wereld verwarring stichtten. Het is onmogelijk hem 500 jaar later tot profeet of kerkleraar te maken, laat staan tot een heilige, zoals bepaalde mensen dat willen.

Daar vind ik echter bij het lezen van de "Documentation Catholique"*(3 juli 1983, nr. 1085, blz.696-697 e.v.) en enkele bisdombladen, uit de pen van de door het Vaticaan officieel erkende gemengde katholiek-lutherse commissie de volgende tekst:

«Onder de opvattingen van het Tweede Vaticaans Concilie, die de verlangens van Luther accepteren, vindt men bijvoorbeeld:

·         de omschrijving van de Kerk als "Volk Gods"(grondgedachte van het nieuwe kerkelijke recht: democratisch, niet meer een hiërarchisch principe);

·         het leggen van de nadruk op het algemene van het priesterschap van alle gedoopten;

·         het opkomen voor het recht van de mens op vrijheid met betrekking tot de godsdienst.

Andere eisen die Luther in zijn tijd had gesteld kunnen in de theologie en in de praktijk van de huidige Kerk als ingewilligd worden beschouwd: het gebruik van de volkstaal in de liturgie, de mogelijkheid om onder twee gedaanten te communiceren en de vernieuwing van de theologie en de viering van de Eucharistie»

Wàt een bekentenis!

Men voldoet aan de eisen van een Luther, die zich een vastbesloten en brute vijand betoond heeft van de Mis en van de paus. Men voldoet aan de wensen van de godlasteraar, die gezegd heeft:«Ik houd staande dat alle huizen van plezier, alle moorden, diefstallen en echtbreuken niet zo verwerpelijk zijn als deze afschuwelijke Mis!» Men kan tegenover zulk een absurde rehabilitatie slechts tot één conclusie komen: òf men moet het Tweede Vaticaans Concilie veroordelen, dat deze rehabilitatie heeft goedgekeurd, òf het Concilie van Trente en alle pausen, die sinds de zestiende eeuw het protestantisme voor ketters en schismatiek hebben verklaard.

Het is begrijpelijk dat de katholieken radeloos staan tegenover een dergelijke bewering in omgekeerde richting. Maar zij hebben voor deze radeloosheid nog zoveel andere aanleidingen. Zij hebben beleefd, hoe in de loop der jaren zowel de inhoud alsook de uiterlijke vorm van de eredienst, die de volwassenen in de eerste helft van hun leven hadden gekend, omgevormd werden. In de kerken werden de altaren verwoest of ontwijd en door een tafel vervangen die vaak zelfs verplaatsbaar is en kan worden verwijderd. Het tabernakel neemt niet meer de ereplaats in, meestal heeft men het aan de zijkant in een pilaar verborgen. Is het echter in het centrum gebleven, zo keert de priester het bij het lezen van de Mis de rug toe. Celebrant en gelovigen zijn naar elkaar toegewend en voeren dialogen. Iedereen mag de heilige vaten aanraken, die vaak zijn vervangen door korven, schotels of schalen van ceramiek. Leken, waaronder ook vrouwen, delen de H. Communie uit, die men op de hand ontvangt. Het lichaam van Christus wordt met een gebrek aan eerbied behandeld, waaruit twijfel aan de werkelijkheid van de transsubstantiatie blijkt.

De wijze waarop de sacramenten worden toegediend is van plaats tot plaats verschillend. Als voorbeeld noem ik even de leeftijd voor het doopsel en voor het vormsel of het verloop van het kerkelijke huwelijk, dat men met liederen en lezingen opsiert die niets met de liturgie te maken hebben, maar die ontleend zijn aan andere godsdiensten of aan uitgesproken profane literatuur, als ze al geen politieke ideeën tot uitdrukking brengen.

Het Latijn, de universele taal van de Kerk, en het Gregoriaanse gezang zijn in de praktijk bijna overal verdwenen. De kerkliederen zijn vervangen door moderne gezangen, die niet zelden hetzelfde ritme hebben als liedjes in amusementsgelegenheden.

Ook het plotselinge verdwijnen van de kerkelijke kleding heeft de katholieken verrast, als zouden priesters en kloosterlingen zich schamen, zich als datgene te vertonen wat zij zijn.

Ouders die hun kinderen naar catechismusles sturen, stellen vast, dat men deze niet meer de geloofswaarheden leert, zelfs niet de meest fundamentele: de allerheiligste Drieëenheid, het geheim van de menswording, de verlossing, de erfzonde, de Onbevlekte Ontvangenis. Dat roept de diepste ontsteltenis tevoorschijn: is dat alles dan niet meer waar, niet meer geldig, "verouderd"? De christelijke deugden worden zelfs niet meer genoemd. In welk godsdienstboek wordt bijvoorbeeld nog gesproken over nederigheid, kuisheid en ascese? Het geloof is tot een wisselend begrip geworden, de christelijke liefde tot een soort algemene solidariteit en de hoop vooral tot een hoop op een betere wereld.

Dat alles zijn geen vernieuwingen van de soort zoals men die in het aardse domein in de loop van de tijd tegenkomt, waaraan men gewend raakt en die men na aanvankelijke bevreemding aarzelend aanneemt. In de loop van een mensenleven veranderen er zeer veel manieren van doen. Als ik nog missionaris in Afrika zou zijn, zou ik daarheen reizen met het vliegtuig en niet meer per schip, alleen al vanwege de moeilijkheid een rederij te vinden die überhaupt nog op deze lijn vaart. In deze zin kan men zeggen dat men met zijn tijd moet meegaan en dat iemand zelfs niets anders overblijft. Maar de katholieken, aan wie men met dezelfde motivering vernieuwingen op geestelijk en bovennatuurlijk gebied wilde opdringen, hebben goed begrepen dat dat niet mogelijk is. Men kan het H. Misoffer en de door Jezus Christus ingestelde sacramenten niet veranderen, men kan de eens voor altijd geopenbaarde waarheden niet veranderen, men kan een dogma niet door een ander vervangen.

De volgende bladzijden willen op de vragen antwoorden, die u zichzelf stelt; u, die een ander gelaat van de Kerk hebt gekend. Ze willen ook de jonge mensen voorlichten, die na het concilie geboren zijn en aan wie de katholieke gemeenschap niet datgene biedt wat zij met recht van haar mogen verwachten. Ik wil mij tenslotte ook tot de onverschilligen of de agnostici richten, die op een dag door de genade Gods worden beroerd en die dan niets aantreffen dan kerken zonder priesters en een leer die niet aan de verwachtingen van hun ziel beantwoordt.

Voor het overige interesseren deze vragen heel duidelijk alle mensen, als ik oordeel naar de interesse waar de pers, in het bijzonder in ons land, blijk van geeft. Ook bij de journalisten laat de radeloosheid zich zien. Ik noem een paar willekeurige krantekoppen:«Zal het Christendom sterven?», «En als de tijd nu eens tégen de godsdienst van Jezus Christus zou werken?», «Zullen er in het jaar 2000 nog priesters zijn?».

Op deze vragen wil ik antwoorden; niet doordat ik van mijn kant nieuwe theorieën lever, maar doordat ik mij beroep op de ononderbroken traditie, die welzeker in de laatste jaren zozeer werd prijsgegeven, dat zij zonder twijfel vele lezers als iets nieuws zal voorkomen.

* Tweemaandelijks tijdschrift, dat in opdracht van de Franse bisschoppenconferentie teksten van de paus, van de H. Stoel en het Franse episcopaat, alsmede theologische artikelen e.d. publiceert, o.l.v. paters Assumptionisten(Bayard Pers).

2. Men verandert Onze Godsdienst

Hoofdstuk II

 

Onmiddellijk aan het begin wil ik een misverstand ophelderen, en wel zo nadrukkelijk, dat ik er niet meer op hoef terug te komen: ik ben geen leider van een beweging, nog veel minder het hoofd van een eigen Kerk. Ik ben niet, zoals men onophoudelijk schrijft, "de leider van de traditionalisten". Ja, men is zelfs zo ver gegaan, zekere lieden als "Lefebvristen" te omschrijven, alsof het om een partij of om een theologisch leersysteem ging. Dat is een ontoelaatbare manier van spreken.

Ik vertegenwoordig op godsdienstig gebied geen persoonlijke leer. Mijn hele leven heb ik mij aan datgene gehouden, wat men mij op de schoolbanken van het Franse Seminarie in Rome heeft onderwezen, namelijk de katholieke leer, zoals het leergezag die sinds de dood van de laatste apostel - die het einde van de openbaring betekent - van eeuw tot eeuw heeft overgeleverd. Daarin kan niets aanwezig zijn, dat de sensatiehonger van de journalisten, en, door haar, de heersende publieke opinie tot voedsel zou kunnen dienen. Niettemin geraakte op 29 augustus 1976 heel Frankrijk in opschudding, toen bekend werd dat ik in Lille de Mis zou lezen. Wat was er zo buitengewoon aan, dat een bisschop het H. Misoffer celebreert? Ik moest voor een woud van microfoons preken, en iedere zin van mij werd als een opzienbarende verklaring begroet. Wat heb ik anders gezegd dan wat iedere willekeurige andere bisschop zou hebben kunnen zeggen?

Maar dat is nu net de oplossing van het raadsel: deze andere bisschoppen hebben sinds een reeks van jaren niet meer hetzelfde gezegd. Hebt u bijvoorbeeld vaak over het koningsschap van Onze Heer Jezus Christus over de maatschappij horen spreken?

Ik kan mij niet genoeg verbazen over mijn persoonlijke avontuur: deze bisschoppen waren toch voor het grootste deel in Rome mijn medestudenten, zij hebben dezelfde opleiding ontvangen als ik. En plotseling stond ik daar helemaal alleen. Want zij zijn het immers, die veranderd waren, zij hadden gebroken met wat zij geleerd hadden. Ik zelf heb niets nieuws uitgevonden, ik heb mij bij het oude gehouden. Kardinaal Garrone(1) heeft mij zelfs eenmaal gezegd:«Men heeft ons in het Franse Seminarie in Rome misleid!» Waarover misleid? Had hij niet de kinderen die zijn catechismusonderricht bezochten, duizenden malen de belijdenis van hun geloof laten herhalen:«Mijn Heer en mijn God, ik geloof alles wat Gij hebt geopenbaard, en door de H. Kerk ons leert. Dat geloof ik vast, omdat Gij het hebt gezegd, die alles weet en altijd waarheid spreekt»?(Catechismus v.d. Nederlandse Bisdommen, Den Bosch, 1948).

Hoe was het mogelijk, dat al deze bisschoppen een dergelijke ommekeer doorgemaakt hebben? Ik heb daarvoor de volgende verklaring: zij zijn in Frankrijk gebleven en hebben zich langzaam laten besmetten. In Afrika was ik beschermd. Ik ben precies in het jaar van het concilie teruggekomen(2): toen was het onheil al aangericht. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft slechts de sluizen geopend die de vernietigende vloed hadden tegengehouden.

En in de kortste keren, zelfs nog voor de sluiting van de vierde zittingsperiode was de ineenstorting daar. Alles, of bijna alles, zou weggespoeld worden, op de eerste plaats het gebed.

De christen voor wie God nog iets betekent en die eerbied voor Hem heeft, wordt door de aard van het gebed, dat men vandaag van hem verlangt, voor het hoofd gestoten. Men heeft de eertijds van buiten geleerde gebeden als "gedreun" voorgesteld, men leert ze de kinderen niet meer, zij komen in de catechismus niet meer voor, met uitzondering van het Onze Vader in een nieuwe, protestants geïnspireerde versie, die de aanspreekvorm "jij" voorschrijft. God in beginsel met "jij" aanspreken toont weinig eerbied en voldoet niet aan de geest van onze taal, die ons een reeks aanspreekvormen biedt, al naar gelang wij ons richten tot een meerdere, een familielid of een vriend. In dit naconciliaire Onze Vader bidt men God ons niet "in verzoeking te brengen", wat op zijn minst een dubbelzinnige uitdrukking is, terwijl toch onze traditionele Franse vertaling, tegenover de Latijnse tekst, die nogal onhandig uit het Hebreeuws is gereproduceerd, een verbetering betekent(3). Wat is daaraan de vooruitgang? De aanspreekvorm "jij" is in de totale volkstaalliturgie binnengedrongen. Het "Nouveau Missel des dimanches"(Het nieuwe zondagsmissaal) gebruikt het uitsluitend en verplicht, zonder dat de reden voor een dergelijke, aan de Franse zeden en cultuur tegenstrijdige verandering zou kunnen worden ingezien(4).

Men heeft op katholieke scholen twaalf- en dertienjarige kinderen getest: slechts enkele kenden het Onze Vader van buiten, in het Frans natuurlijk, een paar het Wees Gegroet. Van een of twee uitzonderingen afgezien, kenden deze kinderen noch de Apostolische Geloofsbelijdenis, noch het confiteor, de oefeningen van geloof, hoop, liefde en berouw, noch het Engel des Heren of het Gedenk, o goedertierenste Maagd Maria....... Hoe zouden zij dat alle ook kennen, omdat toch de meesten van hen er niet eens van hebben gehoord? Het gebed moet "spontaan" zijn; men moet met God van ganser harte spreken, zegt men nu, en geringschat zo de voortreffelijke opvoedkunde van de Kerk, die al deze gebeden, waartoe de grootste heiligen hun toevlucht hebben genomen, zo kunstig heeft uitgewerkt.

Wie wekt vandaag de christenen nog op het ochtend- en avondgebed met het hele gezin te bidden, voor en na de maaltijd het tafelgebed te bidden? Ik hoor dat men op talrijke katholieke scholen niet meer voor het begin van de lessen wil bidden, onder voorwendsel dat men het geweten van ongelovige scholieren of die tot andere godsdiensten behoren niet mag kwetsen noch triomfalistische gevoelens ten toon mag spreiden. Op deze scholen houdt men zich ten goede een grote meerderheid van niet-katholieken, ja zelfs van niet-christenen op te nemen en niets te doen om hen tot God te voeren. De kleine katholieken moeten hunnerzijds, onder voorwendsel de opvattingen van hun kameraadjes te respecteren, hun geloof verbergen.

De kniebuiging wordt nog slechts door een gering aantal gelovigen gepractiseerd, men heeft die door een hoofdbuiging, of, veruit veelvuldiger, door helemaal niets vervangen. Men komt een kerk binnen en gaat zitten. Het kerkmeubilair werd vervangen, knielbanken tot brandhout gemaakt, op veel plaatsen werden leunstoelen opgesteld, die lijken op de stoelen in openbare toeschouwersruimten, wat overigens mogelijk maakt het publiek op comfortabele zitplaatsen onder te brengen wanneer de kerken voor concerten worden gebruikt. Men heeft mij verslag uitgebracht betreffende een sacramentskapel in een grote Parijse parochie, waar enige in de omgeving werkende mensen in hun middagpauze het Allerheiligste kwamen bezoeken. Op een dag was de kapel wegens aanpassingswerkzaamheden gesloten. Toen ze weer geopend werd waren de knielbanken verdwenen. Op een behaaglijk vast tapijt had men diepe, met kussens beklede, beslist zeer dure zitbanken opgesteld, die eruit zagen als die welke men aantreft in ontvangsthallen van grote firma's of luchtvaartmaatschappijen. Het gedrag van de gelovigen veranderde onmiddellijk. Sommigen knielden op het vaste tapijt, maar de meesten gingen gemakkelijk zitten en mediteerden met over elkaar geslagen benen voor het tabernakel. De clerus van deze parochie had daar duidelijk heel bepaalde bedoelingen mee, want men besluit niet tot een zo kostbare inrichting zonder te overleggen wat men zal doen. Hieruit blijkt, dat men de betrekkingen van de mens tot God in de zin van vertrouwelijkheid en ongegeneerdheid tegenover Hem wil veranderen, als zou men met Hem als met een gelijke verkeren. Hoe kan men er van overtuigd zijn, dat men zich bevindt in de tegenwoordigheid van de Schepper en Heerser, van de Gebieder aller dingen, als men de houding afschaft waardoor de "deugd der godsvrucht" wordt belichaamd? Bestaat het gevaar niet, ook het gevoel voor Zijn werkelijke tegenwoordigheid in het tabernakel te verminderen?

De katholieken raken ook in verwarring door het opzettelijk banale, ja zelfs vulgaire, dat men aan de plaatsen van de eredienst systematisch opdwingt. Alles wat bijdroeg tot de schoonheid van de gebouwen en tot de luister van de ceremoniën werd als triomfalisme verdacht gemaakt. De inrichting moet met het alledaagse assimileren, moet dicht bij het leven staan. In geloofssterke eeuwen bood men God het kostbaarste aan dat men had. Juist in de dorpskerk kon men zien wat nu juist niet tot de wereld van alledag behoorde: goudsmidswerk, kunstwerken, fijn weefsel, kant, borduurwerk, met juwelen gekroonde beelden van de Moeder Gods. De christenen brachten financiële offers om de Allerhoogste naar beste krachten te eren. Dat alles ondersteunde het gebed, hielp de ziel zich te verheffen. Dit is een aan de mens natuurlijke houding. De heilige Driekoningen brachten goud, wierook en myrrhe mee, toen zij zich naar de armzalige kribbe van Bethlehem begaven. Men doet de katholieken geweld aan wanneer men hen dwingt in een triviale omgeving te bidden, in "multifunctionele ruimten", die zich niet van andere openbaar toegankelijke ruimten onderscheiden, ja zelfs vaak daarbij achter staan. Hier en daar geeft men een heerlijke gothische of romaanse kerk op om daarnaast een soort loods te bouwen, kaal en doods; of men organiseert "huismissen" in eetkamers, ja zelfs in keukens. Men heeft mij van zulk een Mis verteld, die in de woning van een overledene, in aanwezigheid van zijn familie en vrienden werd gecelebreerd. Na de ceremonie ruimde men de kelk op en serveerde een lichte maaltijd op dezelfde tafel en hetzelfde tafellaken. Ondertussen was het, enkele honderden meters verder, alleen aan de vogels rondom de met prachtige gebrandschilderde ramen uitgeruste kerk uit de dertiende eeuw overgelaten de lof des Heren te bezingen.

Die lezers onder u, die de vooroorlogse tijd hebben gekend, herinneren zich zeker de innige plechtigheid van de Sacramentsprocessie met haar verscheidene altaren, de gezangen, de wierook, de stralende monstrans, die door de priester in de zon onder de met goud geborduurde baldakijn werd gedragen, de kerkvaandels, de bloemen, de klokken. Zo ontwaakte in de zielen van de kinderen het gevoel voor aanbidding en bleef daar, diep verankerd, voor het hele leven. Dit oorspronkelijke aspect van het gebed schijnt heden erg verwaarloost te worden. Zal men ook hier weer over de noodzakelijke ontwikkeling, over nieuwe levensgewoonten spreken? Niemand laat zich van de organisatie van betogingen op straat afhouden, omdat hij daarmee het wegverkeer zou hinderen. Degenen die daaraan deelnemen gevoelen niet het minste menselijke opzicht wanneer zij hun politieke meningen of hun gerechtvaardigde of niet gerechtvaardigde eisen kracht bij willen zetten. Waarom moet alleen God terzijde worden geschoven en waarom moeten alleen de christenen ervan afzien Hem die publieke eer te bewijzen die Hem toekomt?

De reden voor het bijna totaal verdwijnen van de processies in Frankrijk is niet het verkoelen van de gevoelens van de gelovigen; die ligt veeleer in de voorschriften van de nieuwe zielzorg, die echter anderzijds onophoudelijk vóór alles een "actieve deelname van het Volk Gods" op de voorgrond plaatst. In 1969 werd in het departement Oise een pastoor door zijn bisschop afgezet, omdat hij, ofschoon deze hem verboden had de traditionele Sacramentsprocessie te vieren, deze toch had laten plaatsvinden. Zij trok tienmaal meer mensen aan dan het dorp aan inwoners telde. Zal men dan nog zeggen dat de nieuwe zielzorg, die overigens in dit opzicht de Constitutie over de Liturgie van het concilie tegenspreekt, zich richt naar het diepe smachten van de christenen, die met zulke vormen van vroomheid verbonden blijven?

Wat biedt men hen ter vervanging aan? Weinig, want de zorg voor de eredienst is pijlsnel achteruit gegaan. Omdat de priesters het H. Misoffer niet meer dagelijks opdragen en voor het overige concelebreren is het aantal Missen aanzienlijk verminderd. Op het platteland is het praktisch onmogelijk door de week een Mis bij te wonen. Op zondag moet men met de auto naar het dorp rijden, dat aan de beurt is om de priester van de regio te ontvangen. Talrijke kerken in Frankrijk zijn voorgoed gesloten, andere slechts enkele malen per jaar geopend. Daar komt de roepingencrisis nog bij, of eerder de weinig begripvolle opname die men hen bereidt. De uitoefening van religieuze plichten wordt van jaar tot jaar moeilijker. De grote steden zijn in het algemeen beter verzorgd, maar meestal is het onmogelijk te communiceren op de eerste vrijdagen of zaterdagen van de maand. Aan de dagelijkse Mis valt natuurlijk niet meer te denken. In menige stadsparochie zijn er slechts Missen op bestelling, voor een bepaalde groep, op een daarmee afgesproken uur en in een vorm die met toespelingen op de activiteiten en het leven van die groep is gegarneerd, zodat de toevallig binnengekomen passant zich tegenover zo'n Misviering als een vreemdeling voelt. Men heeft de tot nu toe fungerende privé-Missen in contrast gesteld tegenover de gemeenschapsmissen en in discrediet gebracht. In werkelijkheid is de gemeenschap echter uiteen gevallen in kleine groepjes. Helemaal niet zelden celebreert een priester in de woning van een aan de katholieke actie of andere verenigingen deelnemende christen in tegenwoordigheid van andere activisten. Of men vindt het schema van de erediensten voor de zondagochtend opgedeeld onder de verschillende taalgemeenschappen: Portugese Mis, Franse Mis, Spaanse Mis..... In een tijd waarin reizen naar het buitenland wijd verbreid zijn, worden de katholieken gedwongen aan Missen deel te nemen waarvan zij niet het kleinste woordje verstaan, en dat, ofschoon zij te horen krijgen dat het niet mogelijk is te bidden zonder "deel te nemen". Hoe moeten zij dat doen?

Geen Missen meer, of nog slechts weinige, geen processies, geen Lof, geen Vespers..... Het gemeenschappelijke gebed is tot de eenvoudigste formule gereduceerd. Wanneer echter de gelovige de moeilijkheden van het urenrooster en de veranderingen van plaats heeft overwonnen, wat treft hij dan aan om de dorst van zijn ziel mee te lessen? Over de liturgie en de misvormingen die zij ondergaat zal ik later nog spreken. Laten wij voorlopig meer bij de uiterlijke verschijning van de dingen blijven, bij de vormen van dit gemeenschappelijke gebed. Maar al te vaak verwondt de atmosfeer van de "vieringen" het godsdienstige gevoel van de katholieken, vooral door het binnendringen van profane ritmes met alle mogelijke soorten slagwerk, guitaar en saxofoon. Een muziekdeskundige, die verantwoordelijk is voor de sacrale muziek in een diocees in het noorden van Frankrijk, schreef, ondersteund door talrijke belangrijke persoonlijkheden uit de wereld van de muziek:«Ongeacht haar gebruikelijke beschrijving is de muziek van deze liederen niet modern. Deze muzikale stijl is niet nieuw, maar was reeds op zeer profane plaatsen en in evenzulke milieu's gangbaar(in tingeltangels, variété's, vaak voor meer of minder zinnelijke, met exotische namen opgesmukte dansen)..... Men wordt verleid te swingen, iederen voelt zich tot heupwiegen aangezet. Maar dat is een "lichaamstaal", die vreemd is aan onze westeuropese cultuur, weinig gunstig voor de congregatie en naar haar oorsprong eerder verdacht...

Meestentijds houden onze ensembles - die al zoveel moeite hebben bij een zesachtste maat, de kwart- en achtstenoten niet gelijk te schakelen - het ritme niet exact vol en dan faalt het slagwerk. Men heeft dan weliswaar geen zin meer in heupwiegen, maar het ritme wordt vormloos en laat des te meer de gebruikelijke armzaligheid van de melodie onderscheiden».

Wat komt er bij dat alles van het gebed terecht? Gelukkig is men naar het schijnt echter op verscheidene plaatsen tot minder barbaarse gewoonten teruggekeerd. Men is dan, als men wil zingen, aan de producten van officiële, in kerkmuziek gespecialiseerde instituten onderworpen, want zich het wonderschone erfgoed van het verleden ten nutte te maken, daar is geen sprake van. De gangbare melodieën - het zijn altijd dezelfde - zijn producten van een ongemeen middelmatige inspiratie. Aan de beter uitgewerkte, door koren voorgedragen stukken, merkt men de profane invloed, zij prikkelen eerder de zinnelijkheid dan dat zij, zoals het Gregoriaanse koraal, de ziel doordringen. De volledig vrij verzonnen teksten zijn in de telkenmale moderne stijl opgesteld, en wel met een nieuwsoortige vocabulaire, als zou ongeveer twintig jaar geleden een zondvloed alle antiphonaria , waardoor men zich, zelfs wanneer men iets nieuws wilde scheppen, kon laten inspireren, hebben vernietigd; ze raken snel uit de mode en zijn in de kortste keren niet meer begrijpelijk. Ontelbare grammofoonplaten ter "animering" van parochies verspreiden parafrasen over psalmen, die echter als de psalmen zelf worden uitgegeven en de geheiligde, goddelijk geïnspireerde teksten verdringen. Waarom worden niet de psalmen zelf gezongen?

Enige tijd geleden is de volgende nieuwigheid opgekomen: op de kerkdeuren waren aanplakbiljetten aangebracht met de oproep:«Looft God met handgeklap!». Onder de Mis heffen dus de aanwezigen op een teken van de "animator" de handen boven het hoofd en klappen enthousiast en ritmisch en maken een, op heilige plaatsen ongebruikelijk, heidens kabaal. Deze soort vernieuwingen, die niet eens aansluiten op onze profane gewoonten en die proberen in de liturgie een kustmatige geste in te planten, hebben zeker geen toekomst. Maar ze dragen toch bij tot ontmoediging van de katholieken en maken hen nog radelozer. Men hoeft niet per sé naar "Gospel Nights"(5) te gaan, maar wat kan men beginnen, wanneer de zo weinige zondagsmissen door deze troosteloze praktijken worden veroverd?

De "gemeenschapspastoraal", zoals de vakuitdrukking nu luidt, dwingt de gelovigen tot nieuwsoortige gesten, waarvan zij het nut niet inzien en die hen tegenstaan. Alles moet vooral op collectieve manier gebeuren, met samenspraken, het afwisselend citeren van plaatsen uit het evangelie, uitwisseling van opvattingen en handdrukken. Het volk volgt geërgerd, zoals de cijfers aantonen. De allerlaatste statistieken maken voor de tijd tussen 1977 en 1983 opnieuw een achteruitgang van het Misbezoek duidelijk, terwijl het persoonlijke gebed een lichte toename laat zien. Bij de in "Madame Figaro" gepubliceerde enquête van Sofres(6) van september 1983 luidde de eerste vraag:«Communiceert u eenmaal in de week of vaker, of ongeveer eenmaal per maand?». Dit komt ongeveer overeen met het Misbezoek, daar vandaag bijna iedereen communiceert. De bevestigende antwoorden zijn van van 16% teruggevallen tot 9%. De gemeenschapspastoraal kon dus het katholieke volk niet voor zich winnen. Daar lees ik in een parochieblad uit de Parijse regio het volgende:«Sinds twee jaar heeft de Mis van half tien van tijd tot tijd inzoverre een wat ongebruikelijke stijl, als de gelovigen elkaar na de lezing van het evangelie in groepen van ongeveer tien personen ontmoeten voor een gedachtenwisseling. Toen deze wijze van Misviering voor de eerste maal werd uitgeprobeerd, vormden inderdaad 69 mensen gespreksgroepen, terwijl 138 personen niet wilden meedoen. Men zou zich hebben kunnen voorstellen, dat deze stand van zaken mettertijd zou veranderen. Maar dat was niet het geval».

De parochieraad belegde daarom een vergadering om vast te stellen of men de "Missen met uitwisseling van meningen" moest voortzetten of niet. Men kan begrijpen dat dit tweederde deel van de parochianen, die tot dan toe de naconciliaire nieuwigheden hadden doorstaan, over dit geïmproviseerde gepraat midden in de Mis niet enthousiast waren. Wat is het toch moeilijk vandaag katholiek te zijn! Ook zonder "meningsuitwisseling" verdooft de Franse liturgie de aanwezigen met een vloed van woorden. Velen beklagen zich gedurende de Mis niet meer te kunnen bidden. Wanneer zullen zij dàn bidden? De verwarde christenen zien zich geplaatst tegenover religieuze recepten, die steeds door de hiërarchie worden toegestaan, onder voorwaarde dat zij zich van de katholieke spiritualiteit verwijderen. Yoga en Zen zijn onder deze recepten de meest vreemdsoortige - een noodlottig oriëntalisme, dat de vroomheid onder het voorwendsel van "hygiëne van de ziel" langs valse wegen leidt. En wat voor schade richt de "lichaamstaal" aan, die een verlaging van de waardigheid van de mens is en met deze lichaamsverheerlijking tegelijk in tegenspraak is met de verheffing van de ziel tot God! Deze nieuwe modes, die, samen met veel andere, zelfs in de kloosters van de contemplatieve orden werden ingevoerd, zijn uiterst gevaarlijk en geven diegenen gelijk, die zeggen:«Men verandert onze godsdienst!».

 


Aantekeningen bij Hoofdstuk II

1.      Gabriël-Marie kardinaal Garrone† was prefect van de H. Congregatie voor de Seminaries en Universiteiten en voorzitter van de door Paulus VI benoemde commissie van kardinalen die de Priesterbroederschap St. Pius X moest opheffen.

  1. Zie inleiding blz...

3.      De Franse vertaling luidde tot dan toe:«...en laat ons niet aan de bekoring bezwijken».

4.      Ongeveer zoals wanneer men in het Duits van nu af aan God verplicht met "Sie" zou moeten aanspreken.

5.      Door de pater Oratoriaan Guy de Fatto georganiseerde, door pastoors verzochte religieuze, modern-muzikale bid- en zing-avonden, op de manier van Amerikaanse gospelsongs.

6.      Madame Figaro: weekbijlage van 'Le Figaro'; Sofres: privé instituut voor de statistiek; werkt met enquêtes in Frankrijk, meestal over politieke of wetenschappelijke verhoudingen.

3. Mis of Kermis?

Hoofdstuk III

Voor mij liggen foto's, die door katholieke kranten werden gepubliceerd en de Mis tonen, zoals die nu heel vaak wordt gevierd. Op de eerste foto valt het mij moeilijk te onderscheiden om welk gedeelte van de H. Mis het gaat. Achter een gewone houten tafel, die er niet erg schoon uitziet en niet door enig tafelkleed is bedekt, staan twee mannen in pak met stropdas, waarvan de ene een kelk, de andere een ciborie opheft of toont. De begeleidende tekst brengt mij ervan op de hoogte, dat dit priesters zijn en dat een van hen geestelijk adviseur is van de Katholieke Actie. Aan dezelfde kant van de tafel, naast de hoofdcelebrant, staan twee jonge meisjes in broek, daarnaast twee knapen in pullover. Een guitaar staat tegen een voetbankje geleund.

Op de andere foto: de scene speelt zich af in de hoek van een ruimte, die de zaal van een jeugdhonk zou kunnen zijn. De priester staat, in een albe zoals die in Taizé wordt gebruikt, voor een melkkrukje, dat voor altaar dient. Men ziet een grote schaal ...

Zgłoś jeśli naruszono regulamin